Utrecht - Buurkerkhof 12 - torenwachter0000.0011

 

 Literatuur

 

 1888

- Rennes, J. van, In huis en op straat, schetsen van een dagbladcorrespondent. Zwolle (Tjeenk Willink), 1888 2e vermeerderde druk/1881 [200 blz. ISBN -]. Hierin "De laatste dagen des jaars", deze tekst is gedateerd 'December 1879': blz. 122-126 (Oudejaarsavond is niet meer wat 't geweest is: "Schieten mag niet meer; groote taptoe is er niet meer; de torenwachter blaast niet meer; oesters eet men niet meer; [elkaar] vergeven doet men niet meer." "En om tien uur blies de torenwachter voor het eerst)! Op deze avond was het niet zijn gewone eentonige melodie, die hij ieder half uur deed hooren; niet zijn Ra-ta-ta-ta-ta-dera! Neen, vroolijke deuntjes klonken uit boven de perperbus (Buurtoren), totdat hij, klokslag 12 uur, 't Wien Neerlandsch bloed en Wilhelmus van Nassauen liet hooren, waarvoor hij met een luid hoerah! der menigte op straat beloond werd. Helaas, ook dit is afgeschaft! [...] We hebben nog een torenwachter, ja! maar een niet-blazende torenwachter. 't Is een torenmwachter-telegrafist!" En sinds het opheffen van de trompet zijn er grote branden. Men wist voordien of de wachter waakte, want ieder half uur blies hij op de trompet. "Hij blies uit de vier ... neen, slechts uit drie hoeken van den toren. [...] Want in den vierden hoek, waar hij niet blies - zoo luidde het bakerpraatje - daar spookte het, en al de voorgangers van deze torenwachter, die het gewaagd hadden toch uit dien hoek te blazen, waren hals over kop door het spook uit het raampje geworpen en op de straat te pletter gevallen. Deze torenwachter was wel wijzer!" "Sinds de invoering van de telegrafische verbinding tussen zijn toren en het politiebureau, had hij een tegenzin in de bediening van zijn ambt. Hij hield niet van die nieuwe uitvinsels. 'De minse zelle nog net zoolang an 't uitvinde blijve, datter heelegans geen minse meer nodig binne', verklaarde hij.)